Skip to main content

HET VERWAANDE VARKENTJE

La presunzione del maiale (Dario Fo)

Toen onze Eeuwige Heilige Vader het varken schiep, hoopte hij niet dat Hij er met dit varken een zwijnenstal van zou maken. Zo begint dit komische sprookje over het varken en zijn wijfje Erica, waarbij de hemel en God de Vader een belangrijke rol spelen en het varken toch iets intelligenter lijkt te zijn als verwacht.

Toen onze Eeuwig Heilige Vader, in zijn onuitputtelijke creativiteit, het varken schiep, dacht hij meteen: ‘Ik hoop niet dat ik er nu een megazwijnenstal van maak, maar ja, je weet het nooit. Het blijft altijd weer een gok met de schepping. Het is voor mij tenslotte ook allemaal de eerste keer.’

Wat het varken betreft, dat was innig tevreden met zijn lot, opperst content over het feit dat hij zoveel verschillende namen mocht dragen: zwijn, varken, ever, beer, ja soms zelfs knor. Hij was de godganse dag met zijn wijfje aan het rollebollen in de mest, de drek en de stront die hij zelf produceerde door continu alles enthousiast onder te schijten. Hij gromde, knorde, snoof, dook met zijn snuit vooruit in de bagger, landde voortdurend plat op zijn buik en wentelde zich wellustig niet alleen in zijn eigen stront, maar ook in die van alle andere dieren. Met maar een motto: ‘Hoe meer stank, hoe meer vreugd.’ Hij en zijn wijfje neukten zich onafgebroken te pletter en wel zo intensief en onstuimig dat het er bij tijd en wijle schandalig, ja zelfs obsceen uitzag. Ze krijsten daarbij van genot en opwinding, ….. alsof hun de keel werd afgesneden. De modder, de drek, de bagger, de blubber, de smurrie spoot daarbij ongeremd omhoog. Tot boven in de hemel. Het rufte daarbij wel zo sterk dat God de Vader op een dag, toen hij vanachter een wolk tevoorschijn kwam……

‘ PUAHAAAH. Gatverdamme….!’ Hij kon nog net opzij stappen anders had een sproeiregen hem overspoeld. (Mime van de eeuwige vader die verontwaardigd met zijn hoofd door een wolk kijkt) ‘Wat krijgen we nu, zeg? De zoveelste staking van het schoonmaakpersoneel? Dat begint me zo langzamerhand danig de keel… O nee, ik zie het al, het is dat stomme zwijn. Hé, varkenskop… Ja, kijk me maar niet zo lodderig aan, ik heb het tegen jou. Jij maakt er beneden wel een troep van, zeg. Schamen jullie je niet om zo ordinair met je buiken tegen mekaar aan te schurken en te schuren en op zo’n platte manier de liefde te bedrijven? Er bestaat in de hele schepping geen smeriger en goorder stelletje dan jij en je vrouw! Viespeuken! Smeerlappen! Schweinsteigers!’

‘Maar, eeuwige vader’, knort het varken dat behoorlijk de smoor in heeft, ‘het is uw eigen schuld.’ ‘U was het die ons nu eenmaal zò heeft geschapen dat we het heerlijk vinden om rond te kroelen in onze eigen shit. Wij zouden van ons eigen nooit op het idee zijn gekomen.’ ‘Goed, maar ik vind wel dat jullie overdrijven. Zoals jullie in die beerput te keer gaan, dat is hoogst onsmakelijk. Je kunt je toch een beetje inhouden. Of iets anders doen? Het Excelsis Gloria Deo zingen, ik noem maar wat!’ ‘Niet dat ik verwaand ben, lieve Heer ….en het is ook niet om u te kwetsen…. maar ik ben eerlijk gezegd toch niet helemaal tevreden met mijn situatie.’

‘Wat wil je dan? Dat ik de afschuwelijke stank die om jouw drek heen hangt, dat ik die weghaal?’ ‘Nee, dat zou hetzelfde zijn als dat je bij christenen de ziel weghaalt.’ ‘Maar wat wil je dan?’ ‘Vleugels.’ ‘Vleugels?’ ‘Ja….om te vliegen. De vogels heeft u ze wel gegeven.’ Lacht geamuseerd ‘Hahaha. Je bent knettergek. Jij ziet ze echt vliegen! De vogels heb ik vleugels gegeven omdat ze eieren leggen.’ ‘Ja, maar de engelen dragen ze ook. En die leggen geen eieren, voor zover ik weet.’ ‘Een vliegend varken dat zijn stank over de hele schepping verspreidt? Hoe denk je dat de andere dieren daarop zullen reageren? Die beginnen geheid te protesteren.’ ‘Het gaat niet om de stank, Heer. Ik wil alleen maar zoveel mogelijk mest verspreiden van een kwalitatief hoog niveau.’