Skip to main content

IK, ULRIKE, SCHREEUW HET UIT

Io, Ulrike, grido (Dario Fo)

 

Naar aanleiding van de zelfmoord van Ulrike Meinhof en haar medegevangene van de RAF

ULRIKE : Al vier jaar hier opgesloten, in een moderne gevangenis van een moderne staat. Misdrijf? Aanslag op het privébezit en op de wetten die genoemd bezit verdedigen en het daaruit voortvloeiende recht van de eigenaars om hun bezittingen mateloos te vergroten. Alles willen ze bezitten, alles, met inbegrip van onze hersens, onze gedachten, onze woorden, onze gebaren, onze gevoelens, onze arbeid, onze liefde. In één woord: ons hele leven. Daarom hebben jullie besloten mij te vernietigen, jullie heren van de rechtstaat. Jullie wet is inderdaad voor iedereen gelijk, alleen niet voor wie jullie heilige wetten afwijst. Jullie hebben de emancipatie van de vrouw onbeperkt doorgevoerd, want mij als vrouw bestraffen jullie net als een man.Ik dank jullie. Jullie bezorgen mij de zwaarste straf: een gevangenis, heel klinisch en ijskoud als een lijkenhuis en jullie onderwerpen mij aan de gemeenste marteling die jullie konden bedenken: de sensorische deprivatie. Dat is een elegante uitdrukking voor het feit dat jullie me begraven hebben in deze grafkelder van stilte. Een witte stilte. Wit is de cel, wit zijn de muren, wit de deur, de tafel, de stoel, het bed en de wc. Het neonlicht is wit en voortdurend aan, dag en nacht. Maar welke dag en welke nacht? Door het raam komt altijd maar weer hetzelfde licht naar binnen. Het licht is onecht, even bedrieglijk als het raam en de tijd, die jullie mij hebben afgenomen door haar helemaal wit te schilderen. Stilte. Stilte buiten, geen toon, geen klank, geen stem. Geen stappen op de gang. Geen deuren die open of dicht gaan. Niets. Alles wit en stil. Stilte in mijn hersens, wit als het plafond. Wit mijn stem als ik probeer te praten. Wit mijn speeksel dat aan mijn mondhoeken kleeft. Stilte en leegte in mijn ogen, mijn maag, mijn buik. Voortdurend het gevoel dat ik moet braken. Mijn hersens maken zich tergend langzaam los uit mijn schedel en drijven door de ruimte. Mijn lichaam opgelost als waspoeder in deze immense wasmachine: Stammheim. Ik raap het op … zet het weer in elkaar … ik maak er een geheel van. Nee. Nee… ik moet me verzetten … ik moet me blijven verzetten … ik mag niet gek worden. Denken, ik moet denken … Inderdaad, ik denk, ik denk aan jullie, hoe jullie je neuzen platdrukken tegen de glazen van dit aquarium … Stammheim … Ik zie hoe jullie mij nieuwsgierig observeren. Een experiment. Ik ben jullie proefkonijntje. Jullie zijn bang dat ik het misschien zou kunnen volhouden. Jullie zijn bang dat er anderen zullen komen, net als ik en mijn kameraden en zullen proberen die mooie wereld die jullie voor je eigen profijt gecreëerd hebben, kapot te maken. Is het niet grotesk: Mij ontnemen jullie elke kleur en buiten deze muren hebben jullie die rotte, grauwe wereld van jullie beschilderd in felle, opzichtige kleuren, opdat niemand zien kan hoe rot en grauw hij is. En jullie dwingen de mensen alleen maar gekleurde dingen te consumeren. Gekleurd spul moeten ze eten, gekleurd spul moeten ze drinken. Ook jullie vrouwen beschilderen jullie als krankzinnige carnavalspoppen. In jullie straten overheerst het lawaai, de herrie, het gedreun. Mij dringen jullie de witte stilte op, tot mijn hersens uiteenspatten in ontelbare confettisnippers: de confetti van jullie carnaval, van jullie kermis van de angst. Overal hoor je de ingeblikte muziek, in de grote warenhuizen, in de tram, in de auto, in bed als jullie met jullie vrouwen slapen. Het is alleen de angst, die jullie zo ruw en wreed maakt, jullie beulen. En jullie hebben mij in dit aquarium gestopt omdat ik jullie manier van leven niet accepteer, omdat ik niet wil zijn als jullie vrouwen. Omdat ik het verdom om een zwijgend, dom, ja-knikkend, gefrustreerd, uitgebuit, moederlijk, vrouwelijk wezen te zijn, en tegelijkertijd een hoer. Een licht geruis, er verschijnt een bewaakster, ze kijkt me aan alsof ik niet besta, alsof ik doorschijnend ben. Ze zegt geen woord, ze heeft een blad in de hand met eten. Ze zet het neer op