Skip to main content

Rede van Frans Roth in het Theaterinstituut 

naar aanleiding van de uitreiking van de

Nobelprijs aan Dario Fo

Op 9 december 1997 vond in het Auditorium van het Theater Instituut een feestelijke bijeenkomst plaats ter gelegenheid van de toekenning van de Nobelprijs voor literatuur aan de Italiaanse auteur en theatermaker Dario Fo. Frans Roth, vertaler en kenner van het werk van Fo, leidde de bijeenkomst in.
Hij liet zijn speech voorafgaan door enkele opvallende citaten:

“Nu zie je maar weer, waartoe 45 jaren sociaal-democratie hebben geleid: de totale hersenverweking bij een stelletje Zweedse semi-intellectuelen. De prijs is een aanfluiting.” Silvio Berlusconi.” Forza Italia

“Ik loop me sinds donderdag af te vragen wat voor bijdrage Dario Fo in Godsnaam heeft geleverd aan de Italiaanse cultuur. Deze bekroning is een belediging voor het Italiaanse volk.” Gianfranco Fini ‘Arroganza’[1] nazionale

‘Na vijf hoogstaande en terechte Nobelprijswinners voor de literatuur is nu de beurt aan een pias, een hansworst. Wij zijn onthutst over zoveel decadentie. “Osservatore Romana”

Toen Ineke Holzhaus[2] Fo om een reactie vroeg op deze negatieve uitlatingen, citeerde Fo de bekende Milanese literator Landoni: “Het is heerlijk om loftuitingen te ontvangen en waardering te oogsten, maar hoeveel groter is dat genoegen, als je de woede ziet en de ontreddering van je tegenstanders.” Landoni zult u zeggen. Nog nooit van gehoord. Ik ook niet. Fo is nu eenmaal een meester in het citeren van onbestaande auteurs. Hij kan moeiteloos bladzijde-lange passages uit hun werk voordragen.

Naast de reacties vanuit de politiek waren er de reacties uit de wereld der Letteren. Ook die waren vaak niet mals. Fo was in die kringen altijd al controversieel geweest. Pasolini noemde hem de pest die het Italiaanse toneel had getroffen. Nathalia Ginzburg schreef vernietigende kritieken over Mistero Buffo. Er kwamen veel onthutsende reacties van mensen die zichzelf de Nobelprijs hadden toegedicht, zoals Mario Luzi. Adembenemend was de act die de grote literatuurpaus Reich Ranicki opvoerde tijdens zijn ‘Literarische Quartett’. Hij dreigde eerst uit te barsten in een woedeaanval van het type dat Max Pam zo treffend heeft beschreven in zijn ‘Herenclub’, bedacht zich en maakte toen een wegwerpgebaar: hier wens ik geen woorden aan vuil te maken, laten we het over serieuze zaken hebben: Fo, een schrijver om weg te gooien, L’autore da buttare.

Al deze reacties zijn vanzelfsprekend koren op de Zweedse molen. Het Nobel-comité heeft met deze laureaat duidelijk een politiek signaal willen geven. In een tijd van economisch primaat, waar alles moet wijken voor een niets en niemand ontziende geldzucht, waar topvoetballers niet alleen last hebben van hun knie-, maar ook van hun belastingsschijf, bekroont zij een schrijver die volgens haar eigen woorden de machthebbers geselt en waardigheid verleent aan de vertrapten en verdrukten.
De eerste reacties in Nederland op deze bekroning waren opvallend mat en terughoudend. De vaderlandse toneelcritici zaten ermee in hun maag, begrijpelijk, want het beroepstoneel heeft nooit veel in Fo’s werk gezien. Afgezien van de fameuze Vlaamse[3] inbreng, kan alleen Frans Strijards versie van ‘De Toevallige Dood van een Anarchist’ in mijn ogen gelden als een Fo-waardige productie. In de meeste artikelen hebben de critici meer oog voor de bankrekening van onze auteur dan voor zijn theatrale en humane kwaliteiten. Gelukkig zijn daar gedreven en gedegen artikelen van Freriks en Zonneveld, die aantonen dat Fo meer is dan een vulgaire, oppervlakkige potsenmaker. En dat zijn bekroning een hommage is aan de toneelwereld. Zoals de grote Italiaanse actrice Valeria Moriconi het formuleerde:
“We hebben een acteur gehad, die het tot president van de Verenigde Staten heeft gebracht, eentje die het tot paus van Rome heeft geschopt, nu hebben we een Nobelprijs in ons midden, wordt het niet langzamerhand tijd dat ze ons serieus nemen.”
Jan Decleir heeft met zijn ‘Obscene Fabels’ en zijn ‘Verhaal van de Tijger’ bewezen, dat Fo’s werk, mits men er zich gewetensvol en met volle overtuiging in verdiept, voor acteurs zeer inspirerend kan zijn. Ook toneelschrijvers kunnen van zijn aanpak veel leren. Een affaire als de huidige massale fraude in de effectenwereld schreeuwt om een behandeling in de trant van Fo. De titel kan men rechtstreeks halen uit zijn werk: “Settimo: ruba un po meno.” Het Zevende Gebod, steel wat minder…

Voetnoten
1 De partij van Fini heet Allianza Nazionale
2 Ineke Holzhaus is theatermaker, schrijfster en docent schrijven.
3 Mistero Buffo door de ‘Internationale Nieuwe Scene”