Skip to main content

RUZZANTE KOMT TERUG UIT DE OORLOG

Al parlamento de Ruzzante che iera vegnú de campo

Angelo Beolco (‘Il Ruzzante’) 1502-1542

Bewerking : Dario Fo

Een bittere aanklacht tegen de oorlog, vanuit het standpunt van een gewoon soldaat gezien.

Het ‘Piccolo Theater Dario Fo’ heeft van deze versie van Fo al een paar tryouts gespeeld, maar het stuk was nog in de repetitiefase.

SCÈNE 1

Een slachtveldscène, mimisch uitgebeeld door Ruzzante, in stroboscopisch licht en begeleid door angstaanjagende krijgsmuziek. (The Scythian Suite van Prokoviev) Aan het eind van de scène vlucht Ruzzante weg om later terug te keren.

Ruzzante komt buiten adem op, achter op het toneel: hij ziet er haveloos, vies en stoffig uit. Hij heeft eindelijk Venetië bereikt, ongetwijfeld met de boot. Hij kijkt om zich heen en veegt het zweet af dat van onder zijn helm naar beneden gutst.

RUZZANTE : Hè, hè, het zit erop. Eindelijk sta ik dan toch in Venetië. Venetië! Een hong’rige zuigeling… kan niet gretiger snakken.. naar een gulle, berstensvolle moedertiet… als ik naar deze stad hier. Bij de heilige Marco! Ik voel me net een dampende, uitgemergelde merrie, die reikhalzend uitziet naar een hap mals en groen gras. Hier ga ik voorgoed op stal. En aan de ruif. Mezelf finaal te barsten vreten. En ongans genieten van mijn sappige vrouwtje, mijn eigenste Gnua! Die moet hier intussen zijn komen wonen. puft De oorlog, ’t slagveld, het leger… Ze kunnen allemaal de pest krijgen! Ik zeg je één ding. Mij krijgen ze nooit meer voor zo’n veldslag… Ik ben ‘t strontzat, ‘t soldatenleven. ’t Is niks als misère, smeerlapperij. Nooit meer die teringherrie aan je kop. Dat doffe gedreun van de trommels… Droem, tere droem, tere droem. Daar is toch geen trommelvlies tegen bestand! En dan dat achterlijke getetter van de trompetten. doet geluid na Aanvallen! gruwt fysiek nog van het geluid Dat geblèr en gekrijs om je heen: ‘Te wapen, te wapen!’ Strontziek word je d’rvan. Ik laat me niet meer de stuipen op het lijf jagen, als je dat maar weet. Dat je je eigen, in doodsnood, volkomen onder schijt. Elke keer als ik dat achterlijke ‘te wapen, te wapen’ hoorde, schoot ik vol. Voelde ik me een aangeschoten lijster met een regiment pijlen in z’n reet. Nooit meer ’t helse lawaai van de kanonnen en de musketten. brult richting coulissen Ja. Knal en knetter er maar lekker op los, stelletje strontzakken. Mij kunnen jullie toch niet meer raken. Hoogstens in mijn kont. Als je daar nog een vrij plekje vindt tenminste. En dan die rottige pijlen, die van alle kanten op je af vliegen. Je moet op ‘t slagveld de godganselijke dag bukken voor je leven… Kijk, daar heb je d’r een, WAF… verrek, weer zo’n kreng, WAF… …. Vind je het gek dat m’n rug naar de kloten gaat. En dat m’n knieën helemaal beurs zijn? Ik ga ’t er ‘s goed van nemen hier… Alleen nog maar schransen en maffen,. En me te goed doen aan de smeuïge tepels van mijn Gnua. Daarginds kreeg je geeneens de kans om ‘s lekker op je gemak te schijten, weet je dat. Zat je net goed en wel op je hurken, werd er weer alarm geslagen. Moest je als de sodemieter hollen voor je leven… met de broek op je schoenen. Ik liep me elke keer de benen uit mijn gat en ondertussen scheet ik FLATS FLATS het hele slachtveld onder… De grond moet daar nu rete-vruchtbaar wezen. Oh Marco, heilige Marco. Eindelijk voel ik me veilig. Maar ik heb er wel een godsgruwelijk eind voor moeten lopen. Feitelijk heb ik er geeneens lang over gedaan, weet je dat. Een dag of zes alles bij mekaar. Wedden dat ik er per dag meer dan 60 mijl op heb zitten. Ja. Reken maar uit. Drie dagen heb ik erover gedaan, van Cremona tot hier. Het is lang niet zo ver als ze zeggen. Van Cremona naar Brescia is ’t dik veertig mijl, hadden ze me verteld. Nu, mooi niet. Achttien, op z’n hoogst. Dertig mijl van Brescia tot Peschiera? Hahaha. Laat me niet lachen. Amper zestien. Ik was er binnen een dag. Net of ze m’n achterste hadden volgepropt met buskruit en daarna in de fik hadden gestoken. BOEM! Ik vloog over de weg. Wat wil je, met zo’n dot poeder in je kont. En hoever zal ’t van Peschiera naar hier wezen? Ik deed er in elk geval nog geen dag over. Ik heb de hele nacht doorgelopen. Ik krijg m’n ene voet niet meer voor de ander, maar echt moe, nee, dat ben ik niet.. Alleen, mijn schoenen, die zijn vast naar z’n moer. s Effe kijken. bekijkt zijn zolen Nu, wat zei ik je? Niks meer van over. kijkt om zich heen Wat had je dan gedacht, eikel. Had ze uitgetrokken! En op je rug gebonden. Was op blote voeten gaan lopen. Goed, dan had je nu geen voeten meer gehad… maar nog wel een paar schoenen. Wie weet, kan ik er ergens een paar jatten. Deze hier heb ik ook geratst. Van ’n boerenkinkel op het slagveld. Die arme stakker was toch al zo goed als de pijp uit. Als je uit bent op struinen, is ’n slagveld nog niet zo’n beroerde plek. Hier voel ik me Goddank eindelijk veilig. Ik kan ’t haast niet geloven, weet je dat. Stel je voor dat ik ’t allemaal droom, dat ik eigenlijk nog in Brescia zit en daar zalig lig te maffen. Dat ik daar de gekste dingen droom. Dat ik alsmaar aan het lopen ben, over sloten en bruggetjes, dwars door bossen, heggen, struiken, greppels, onder de schrammen en de blauwe plekken zit. En dan ten slotte hier aankomen, in Venetië. Maar eigenlijk ben ik nog steeds daarginds, in Brescia. Want ik ben daar dus nooit vertrokken, begrijp je. Het zou wel mooi klote zijn want van al dat lopen, ook al doe je het in je droom, word je ontiegelijk moe, weet je. Nee, ’t kan geen droom wezen. Nu herinner ik me opeens dat ik in Fusina op de boot stapte. Ik kwam aan bij de lagune en ik vroeg gelijk: ‘Kan iemand me overzetten?’ En wat zegt die man van de boot? ‘Hier,  heb je een spaan, ga je gang.’ De smiecht. Ik moest roeien en hij zat op z’n luie krent, hardop te tellen… roeibevelen…. Ik heb de blaren verdomme nog op mijn handen zitten. Maar als ik nu eens niet ik ben? Ik bedoel, dat ik het wel ben en toch ook weer niet… dat ik allang gesneuveld ben… daarginder op het slagveld… Dat het mijn geest is, mijn ziel die hier ronddoolt. Totaal in de war. Dat ik hier in Venetië aankom en dat niemand mij ziet staan. Zelfs mijn eigen Gnua niet. Dat ik haar roep : ‘Hé, Gnua, ik ben het! Ruzzante, je man!’ Dat ze op me af komt rennen om me te omhelzen en zo, dwars door me heen loopt. Omdat ik een geest ben… Een geest, ja… maar wel eentje met blaren op z’n handen. haalt een stuk brood voor de dag uit zijn tas en eet Nee hoor, ik leef. Ja, ik leef, want ik eet. En geesten eten niet. Die leven van de lucht. kauwend Ik voel me zo levend als het maar kan. Wist ik nu maar waar ik mijn Gnua kon vinden. Of m’n ouwe makker, Menato. Die moet hier ook ergens wonen. Gnua, die schrikt zich vast ’t ape-lazarus, als ze me ziet. Ik moet haar gelijk laten zien dat ik een stoere kerel ben geworden, een echte ijzervreter. Menato, die gaat me vast en zeker uithoren over de oorlog. Nu, dan krijgt ie me toch een paar verhalen te horen! Dat ie steil acht erover slaat. kijkt naar achteren Verrek, dat is sterk. Daar komt hij warempel aan. M’n kop eraf, het is ‘m. Hé Menato, ik ben het. Ruzzante. Je gabber. Menato komt op en ziet hem in eerste instantie niet eens staan.

MENATO : Ruzzante. Als je me nu belazert! Ben jij het? Ik had je niet herkend, man. God Allemachtig! Wat zie jij er uit! Helemaal afgepeigerd.

RUZZANTE : Afgepeigerd? Als jij geweest was, waar ik geweest ben, als jij met jouw voeten in mijn schoenen had gestaan, nu, dan zou je zo niet praten.

MENATO : Kom jij rechtstreeks van het front, Ruzzante? Of ben je ziek geweest? Je ziet lijkbleek, kerel. Net een van die overlopers, die deserteurs, die ik bij bosjes verderop aan de galg heb zien bungelen. Maar ik zweer je: geen een zag er zo belabberd uit als jij. Zelfs niet na een paar dagen hangen.

RUZZANTE : Dat komt door de ijzeren helm makker… en de borstplaten. Die zijn wel zo ontiegelijk zwaar, dat ze je helemaal platdrukken. Maar je krijgt ‘t ook van ’t smerige water dat je drinkt en ‘t gore prakkie, dat ze je te vreten geven. Dat gaat je allemaal niet in je kouwe kleren zitten. Als jij geweest was, waar ik ben geweest… Als jouw voeten in mijn schoenen hadden gestaan…. In de blubbe… Putain de guerre. Merde. (3x)

MENATO : Potverdikkeme Ruzzante, wat is dat voor taal?

RUZZANTE : trots Dat is Frans, makker. Ja, als je zoals ik door de wereld trekt, dan pik je heel wat op. Als ik in ‘t Frans begin te koeterwalen, dan versta je er geen barst van… Zal ik jou ’s wat zeggen? Ik heb in één dag…. vloeiend Frans leren spreken…. van de angst.

MENATO : Hoe zijn ze, die Fransozen?

RUZZANTE : Vreselijke kapsoneslijers. En vloeken dat ze doen. Het is de godganse dag van: sacrebleu, vilain cochon, fils de putain, je t’emmer de, couillon, nom de Dieu, mon cul.

MENATO : Van mij kunnen ze allemaal de klere krijgen, die buitenlanders. Hoe eerder ze oprotten, hoe beter. Het is toch idioot dat wij ons in eigen land op de kop laten schijten door een paar van die maffe Fransozen, die krom staan van de syfilis. Voor mij is het allemaal de schuld van de hoge heren. Die hebben ze hier naar toe gehaald alleen maar om er zelf beter van te worden!

RUZZANTE : Weg met dat zootje smerige profiteurs! Aan de hoogste boom met ze.

MENATO : Ssssttt, Ruzzante, rustig an een beetje. Anders ben jij straks de volgende die hangt. Sommige dingen kun je maar beter niet hardop zeggen in dit land. Het stikt hier van de spionnen en de verklikkers. Voor dat je het weet, word je verlinkt. snuift aan Ruzzante Wat is dat voor rare stank?

RUZZANTE : Daar is helemaal niks raars aan. Dat komt van het hooi en van de koeien en de varkensstront. Ik slaap al vier maanden lang in stallen en hooibergen.

MENATO : Man, man, wat zie jij d’r uit. Je hebt nu werkelijk niks van een soldaat, weet je dat! Geen mens die gelooft dat jij aan het front bent geweest. Ik had verwacht dat je heel stoer terug zou komen met een kop vol littekens, met een been of een arm eraf, …. voor mijn part met een uitgestoken oog of een afgesneden oor.

RUZZANTE : Dacht je dat littekens of een houten been van iemand een goed soldaat maken? Daar komt heel wat meer bij kijken, makker.

MENATO : Vertel ‘s, heb je wel een veldslag meegemaakt? Ik bedoel, in het echt?