Skip to main content

EEN VROUW ALLEEN

Uit de serie ‘STUKKEN VAN VROUWEN’

Una Donna sola (Dario Fo: 1977)

Di:Tutta Casa Letto e Chiesa

Een jonge opgewekte vrouw, van de buitenwereld afgesloten door haar man, doet haar relaas tegen haar overbuurvrouw. Ze vertelt waarom ze zo geïsoleerd moet leven en haar elk contact met de buitenwereld is ontnomen. Een schrijnend verhaal, in humor, overdrijving en lichtheid verpakt.

(Een vrouw komt op met een mand vol strijkgoed. Ze draagt een diep uitgesneden, doorschijnend nachthemd. De radio staat keihard aan. Ze gaat aan een denkbeeldig raam staan op het proscenium en ziet tot haar plezierige verbazing iemand in het flatgebouw aan de overkant.)

(Met luide stem om aandacht te trekken.) Mevrouw! Mevrouw! Goedemorgen, mevrouw! Mevrouw, ik zei goedemorgen! Hoelang woont u daar al? Nee, ik wist helemaal niet dat er mensen waren komen wonen….Nee, ik dacht dat het huis leegstond. Nee, léégstond.! Ik vind het gezellig. (Brult bijna.) Nee, gezellig. Ik zei, ik vind het gezell…O, wacht, de radio. (Zet de radio uit.) Ach, u weet wat het is, hè. Als je alleen thuis bent, heb je er helemaal geen erg in. Ik zet hem altijd keihard aan, dan voel ik me niet zo alleen. In de kamer hiernaast, (Loopt naar de linkerdeur.) heb ik altijd een pick-up aanstaan….(Opent de deur, men hoort muziek.) Hoort u wel? (Ze doet de deur weer dicht.) En in de keuken heb ik een cassetterecorder (Doet hetzelfde bij de keukendeur, rechts.) Kunt u het horen? (Doet de deur weer dicht.) Zo heb ik in elke kamer gezelschap. (Loopt naar de tafel en begint een jasje te borstelen, waar ze later knopen aanzet.) Nee, in de slaapkamer niet, nee! Daar heb ik televisie. Ze zenden nu net een mis uit. Een gezongen mis…..in het Pools. Je verstaat er niets van. Typisch een taal voor pausen. Ja, ik mag het graag horen, zo’n mis. Voor mij hoeft het niet altijd dansmuziek te zijn. Ik zeg altijd maar: als het maar muziek is, dan kan het me niet schelen wat het is. Zeg, en wat doet u nu voor de gezelligheid? O, een kind! Nou, dat is een bof, dan heeft u aanspraak… Ach, wat stom van me, ik heb zelf ook een kind. Twéé zelfs. Maar daar heb ik geen aanspraak aan. De oudste zit op school, een meisje, die heeft d’r vriendinnetjes. En de jongste heb ik thuis. Een jongetje ja. Maar daar heb ik niks aan. Hij slaapt. Hij slaapt de godganselijke dag. O, maar ik heb niet te klagen hoor, ik heb het best naar mijn zin. Mijn man geeft me alles wat ik wil, echt alles! Tja, wat heb ik niet allemaal. Ik heb een ijskast… Dat weet ik ook wel, dat iedereen die heeft tegenwoordig, maar die van mij maakt van die ronde ijsballetjes! Nee, je hebt er niets aan, maar het is wel fijn dat ie het kan hè? Nou, dan heb ik een wasmachine met vierentwintig programma’s. Hij wast en hij droogt, o, hij droogt wel zo goed… Af en toe moet ik het wasgoed gewoon weer nat maken, anders kan ik het niet eens strijken, zo droog is het. Verder heb ik een mixer, een elektrisch fornuis en ja, in alle kamers muziek. Wat wil een mens nog meer?… Een werkster? Ja, die had ik ook, maar die heeft me laten zitten. En de volgende. .. precies hetzelfde. Ze lopen allemaal weg. Nee, niet om mij… Nee zeg, stel je voor. Ik vond het veel te gezellig dat er iemand in huis was. Je kon nog eens leuk praten met elkaar… Nee, het kwam door m’n zwager. Die kon niet van ze afblijven. Zodra er eentje bij hem in de buurt kwam: waf! Precies daar, ja. Hij is ziek… Een afwijking? Nou, dat niet nee, maar ja, hij wilde bepaalde dingen van ze en daar waren ze dan niet van gediend. Ik kan het me wel voorstellen hoor. Je zal maar lekker rustig aan het werk zijn en opeens floeps, voel je een hand van onderen en wat voor een hand… Gelukkig heeft ie er maar één. Een ongeluk.

(Tijdens het volgende gesprek zit ze voor het raam iets te verstellen.)

Een auto-ongeluk ja. En nog zo jong hè, dertig pas, helemaal in de kreukels. Hij zit in het gips van boven tot beneden: ze hebben hem zittend ingegipst. Ja, dat zit wat makkelijker. Met alleen twee kleine gaatjes hier: eentje voor het eten en eentje voor het ademhalen. Nou ja, praten kan hij niet, hij brabbelt maar wat. Je verstaat er niets van. Zijn ogen? Prima hoor, die zitten nog niet in het gips, nee, die hebben ze open gelaten. Tja, en z’n hand natuurlijk, die is ook nog helemaal intact. En eh… daar! (Ze stopt even, een beetje verlegen.) Ja, ik weet niet goed hoe ik het moet zeggen, ik bedoel, we kennen elkaar nog maar zo kort en ik wil niet dat u een verkeerde indruk van mij krijgt… maar wat de seks betreft is ie gezond. Nou! Zelfs wel eens een beetje tè, vind ik. Hij heeft voortdurend zin om… nou ja, u begrijpt me wel… Ja, hij probeert afleiding te zoeken… Nou, hij leest veel, ja, hij leest heel veel… Pornostrips. Zijn kamer hangt vol met van die vieze plaatjes met blote vrouwen erop. In standen! Je krijgt spierpijn als je ernaar kijkt. Ik heb op een middag ’s geprobeerd zo’n standje na te doen, nou, je krijgt het niet voor elkaar, hoor. Volgens mij moeten die vrouwen ook in het gips als ze klaar zijn. Het is net zo’n reclamefolder voor een slagerij, met van die uitvergrote stukken vlees in kleur. En je kunt soms niet eens zien welk lichaamsdeel het precies voorstelt. Dan kijk je er een half uur naar, en dan opeens: gadverdarrie. Als ik zo’n blaadje in mijn handen heb gehad, kan ik niet eens meer biefstuk bakken.

http://www.toneelfonds.be/detailfiche/91327

© 1995 Toneelfonds J. Janssens / Dario Fo