Skip to main content

LEONIE IS TE VROEG of EEN FIJNE PIJN 

Leonie est en avance ou Le mal jolie (Georges Feydeau)

We treffen Leonie en Julien Toudoux in hun pyjama in hun gezellig middenklasse salon. Dicht bij elkaar en diep zuchtend en puffend lopen zij heen en weer: de jonggehuwden – slechts acht maanden geleden zwoeren zij elkaar eeuwige trouw – bereiden zich voor op een blijde gebeurtenis… De ongehoord gehaaste komst van de baby brengt iedereen in verlegenheid. De schoonouders en de tradities zijn allemaal tegengestemd en de toekomstige papa lijdt aan hevige maagkrampen. Het belooft voor iedereen een lange nacht te worden!

De eerste opvoering door Piccolo Theater Noord vond plaats in het Cleyntheater begin jaren tachtig.

Beide stukken (Een Fijne Pijn en Hartelijk Gecondoleerd) gingen door toneelgroep ‘Theater’ o.l.v. Frans Strijards in Arnhem onder de titel ‘Een grimmige Feydeau’ op 8 oktober 1983 in première.

Personen: 4 vrouwen, 2mannen

Als het doek opgaat lopen Yvonne (in kimono) en Lucien (in pyjama) heen en weer. Lucien ondersteunt Yvonne.

LEONIE : krimpt in elkaar Pffffff!!

LUCIEN : Gaat het… gaat het nog steeds niet?

LEONIE : Oh hou nou eindelijk eens je mond. Je bent vermoeiend!

LUCIEN : Ja.

LEONIE : Knijpen. Knijpen! Harder, veel harder. Je moet me pijn doen.

LUCIEN : Ja.

LEONIE : Nog harder! Ik voel niks.

LUCIEN : Ja! steunt ook Pfff!

LEONIE : Jij weet niet wat het is.

LUCIEN : Nee.

LEONIE : Even zitten. Ik kan niet meer.

LUCIEN : Even zitten… zo…hij loopt naar tafel, waar zijn diner wacht

LEONIE : O nee o nee, geen sprake van. Jij blijft bij me, jij houdt mijn handen vast. Je mag me nu niet in de steek laten. Dat eten dat komt straks wel.

LUCIEN : Ja. Ja… natuurlijk, ja.

LEONIE : Knijpen.

LUCIEN : Ja.

LEONIE : Je schijnt het allemaal niet zo te waarderen.

LUCIEN : Ach… leuk is anders.

LEONIE : Dat is toch wel het toppunt. Mijnheer vindt het niet leuk. Denk je soms dat ik het allemaal zo prettig vind?

LUCIEN : Dat heb ik niet gezegd.

LEONIE : Ik lijd en meneer voelt zich slachtoffer.

LUCIEN : Dat heb ik helemaal niet gezegd. Je vraagt me wat ik ervan vind. Moet ik dan zeggen dat ik het leuk vind als ik jou zo zie lijden?

LEONIE : Lijden, zeg dat wel. En allemaal door jou!

LUCIEN : Inderdaad ja, door mij. En… zakt het al een beetje?

LEONIE : Ietsje.

LUCIEN : Ah!

ANNETTE : komt op met schotel Eet meneer niet?

LUCIEN: Jaja, zo dadelijk, let maar niet op mij.

LEONIE : Annette…

ANNETTE : Ja mevrouw?

LEONIE : Is mijn moeder al gewaarschuwd?

ANNETTE : Ik heb haar net gebeld mevrouw.

LEONIE : En de vroedvrouw?

ANNETTE : Daar heb ik de conciërge op af gestuurd.

LEONIE : Mooi. Ga jij nu maar eten. Ik kan niet tegen dat lijdende gezicht van je.

LUCIEN : Lijdende gezicht, ik? Ik kijk helemaal niet lijdend.

LEONIE : Kijk dan maar in de spiegel. ’t Is ook logisch. Jij hoeft niet te lijden, jij kunt nog aan eten denken… Vooruit, het is even gezakt, nu kan het wel. Ga nou maar eten.

LUCIEN : Nee. Ik wil niet hebben dat jij…

LEONIE : Ga nou toch eten zeg ik je.

LUCIEN : Maar alleen omdat je zo aandringt.

LEONIE : Ja ja, het is al goed.

LUCIEN : Maar als je me nodig hebt, zeg het dan gerust. Ik zit hier.

LEONIE : Wat is dat nou weer voor stomme opmerking. Ik zie je toch zitten!

LUCIEN : Ja… wat is dat?

ANNETTE : Macaroni.

LEONIE : Ik lijd en jij geniet.

LUCIEN : Nou ja, genieten… Macaroni!

LEONIE : Het enige wat ik kan doen: een spelletje patience.

LUCIEN : met volle mond Ik vind je reuze flink.

LEONIE : Dat kun je later aan onze baby vertellen, aan onze baby!

LUCIEN : Potverdomme, wat is die sterk!

LEONIE : Onze baby?

LUCIEN : Nee, de macaroni.

LEONIE : teleurgesteld O.

LUCIEN : Wat is dat voor kaas, Annette?

ANNETTE : Parmezaanse met gruyère, die heb ik bij de kruidenier vandaan.

LUCIEN : Nou zeg… Ik moet zeggen: pittig hoor, met peper. Tsjonge tsjonge.

Annette af

LEONIE : O, als hij maar helemaal in orde is.

LUCIEN : verstrooid Wie?

LEONIE : Hoe bedoel je “wie”? Onze baby natuurlijk. Ik ben niet zoals jij. Jij denkt alleen maar aan je macaroni.

LUCIEN : Maar waarom zou het kind niet helemaal in orde zijn?

LEONIE : Omdat… omdat het veel eerder komt dan we hadden uitgerekend.

LUCIEN : Nou en? Dat bewijst alleen maar dat het een vlotte jongen is, reuze vrolijk.

LEONIE : Ja ja jij weet er altijd weer een draai aan te even. Als je bedenkt dat ie pas op de twintigste van de volgende maand was uitgerekend. Eén maand en vier dagen te vroeg…

LUCIEN : Tja… Hij heeft een beetje haast. Maar op zichzelf is dat een goed teken.

LEONIE : Hoezo?

LUCIEN : Dat joch ligt automatisch één maand en vier dagen voor op zijn leeftijdsgenootjes. Dat geeft hem meteen een geweldige voorsprong.

LEONIE : Ja maar zover is het nog niet… Een achtstemaandskindje…

LUCIEN : Dat komt allemaal best voor mekaar. Ik heb ’s gelezen dat… dinges, hoe heet ie ook al weer… ach je weet wel… Philips de Goede.

LEONIE : De Goede… Nooit van gehoord.

LUCIEN : Natuurlijk wel! Ik heb ‘s gelezen dat die ook een achtstemaandskind was.

LEONIE : Ah… en… die meneer de Goede leeft nog?

LUCIEN : Nee, die is dood.

LEONIE : Ah! Zie je wel? snikt het uit

LUCIEN : Ja maar hij heeft wel geleefd… en hoe. Die man heeft er op los geleefd… Zes en veertig jaar lang… dus je ziet…

LEONIE : Ach, wat kan het me ook schelen, als het maar voorbij is.

LUCIEN : Zo is het, die macaroni ligt me als een steen op de maag.

LEONIE : Oh… Oh het begint weer.

LUCIEN : O, is het weer zover?

LEONIE : We moeten weer lopen.

LUCIEN : Eerst even mijn glas leeg drinken.

LEONIE : Kom nou toch, schiet op. Drinken kun je straks wel.

LUCIEN : Ja ja.

LEONIE : Hier mijn handen, hou me vast.

LUCIEN : Ja.

LEONIE : En nu lopen.

LUCIEN : Ja.

LEONIE : Oh, als je eens wist, als je eens wist…!

LUCIEN : Toe, flink zijn, je moet flink wezen.

LEONIE : Ja, jij hebt makkelijk praten.

LUCIEN : Het is zo voorbij, het is echt niks.

LEONIE : Wat zeg je nou? Het is niks? Ik hoop toch wel dat het iets is!!!

LUCIEN : Hoe bedoel je? Ja natuurlijk is het iets.

LEONIE : Nee zeg, stel je voor dat ik hier voor niks loop te lijden.

LUCIEN : Maar natuurlijk niet liefje, dat spreekt toch vanzelf. Rustig nou maar.

LEONIE : Jasses!

LUCIEN : Wat is er?

LEONIE : Je stinkt naar kaas.

LUCIEN : Oh, dat is… dat komt van de macaroni.

LEONIE : Of dat van de macaroni komt of niet, dat kan me niet schelen. Jij stinkt naar kaas en daarmee uit.

LUCIEN : Het spijt me.

YVONNE : Je ziet hoe beroerd ik er aan toe ben en jij kunt niet eens het fatsoen opbrengen om van de macaroni af te blijven.

LUCIEN : Als ik nu even een slokje neem? Ik heb ’t een beetje benauwd, weet je.

YVONNE : Afschuwelijk, wat een stank zeg.

LUCIEN : Neem me niet kwalijk.

YVONNE : Je kunt toch lopen en je hoofd tegelijk de andere kant op draaien?

LUCIEN : Ja ja…ze lopen Zeg liefje, ik word daar een beetje duizelig van.

YVONNE : Dat geeft niet. Hou me vast. Doe me pijn!

LUCIEN : Ja ja.

YVONNE : Oh, wat voel ik me ellendig!

LUCIEN : Ik kan er niets aan doen… Yupp!…

YVONNE : Wat yupp ? Vind jij dit het moment om yupp te zeggen? Ik zou jou wel eens willen zien in mijn toestand.

LUCIEN : Ik zei helemaal geen yupp! Ik heb… yupp… de hik.

YVONNE : Oh, meneer heeft de hik… Daar heb je wel het goede moment voor uitgekozen. Godnogantoe, wat voel ik me ellendig.

LUCIEN : Ik kan er niets aan doen, het is de maca… yupp… roni.

YVONNE : Nou, dan hou je je adem in dan is het zo voorbij.

LUCIEN : Hou je adem in… jij hebt makkelijk praten… Yupp!

YVONNE : Oh, wat ben jij toch een vreselijke egoïst jij.

LUCIEN : Yupp! Ik??

YVONNE : Ja wie anders. Jij bent alleen maar met jezelf bezig.

LUCIEN : Nou nog mooier… yupp! Wat doe… yupp ik dan?

YVONNE : Ik verzoek je voor de laatste keer om die kaas niet in mijn gezicht te blazen.

LUCIEN : Neem me niet kwalijk. Yupp!

YVONNE : Als je eens wist hoe je mij irriteert met dat geyupp van jou.

LUCIEN : Dat komt door de… yupp… hik.

YVONNE : Je mag best hikken maar zeg niet de hele tijd yupp! Dat is zo’n stom gehoor.

LUCIEN : Maar dat doe ik… yupp… niet expres. Dat gaat vanzelf die yupp als ik de… yupp… de hik heb.

YVONNE : Drink dan wat! Als je de hik hebt dan moet je drinken.

LUCIEN : Nou… yupp… dat denk ik ook. Ik ben nou al een uur aan het… yupp…

YVONNE : Je moet niet zoveel praten. Drink liever wat.

LUCIEN : Yupp… ja!

YVONNE : Oh wat een dag wat een dag!

LUCIEN : Hè hè het is over… het is helemaal weg… Yupp… het is…

YVONNE : Jij boft maar weer. Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen.

LUCIEN : Heb je nog steeds pijn?

YVONNE : Natuurlijk heb ik pijn.

LUCIEN : Ik vind je zo lief. Echt, ik beklaag je.

YVONNE : Dat mag je zeker.

LUCIEN : Ik voel echt met je mee. Ik wou dat ik het voor je kon doen.

YVONNE : Ik wou dat ik het voor je kon doen? Wat is dat nou weer voor stomme opmerking? Dacht je dat ik daar iets mee opschoot?

http://www.toneelfonds.be/detailfiche/85445

Alle rechten voorbehouden. Iedereen die toestemming verkreeg het stuk EEN FIJNE PIJN op te voeren moet de naam van auteur GEORGES FEYDEAU, vert. Frans Roth vermelden in alle publicaties die n.a.v. de voorstellingen verschijnen. De auteursnaam moet onmiddellijk onder de titel vermeld worden, in een lettertype minstens half zo groot als dat van de titel, maar minstens twee keer zo groot als dat waarin de naam van de vertaler, regisseur en spelers wordt vermeld.

© 2002 Toneelfonds J. Janssens/Frans Roth