Skip to main content

DE WAAIER

Il ventaglio (Carlo Goldoni, 1763)

In een klein dorp in de buurt van Milaan is iedereen op de hoogte van het doen en laten van de andere dorpsgenoten. Zo weten ze allemaal dat Crespino, de schoenmaker verliefd is op het mooie boerenmeisje, Giannina, maar dat haar broer, Moracchio, die de baas over haar speelt sinds de dood van hun ouders, haar wil laten trouwen met Coronato, de herbergier.
Ook de notabelen van het dorp ontkomen niet aan de algemene nieuwsgierigheid. Men weet dat graaf di Rocco Marina geen dubbeltje bezit, maar wèl een heleboel verbeelding heeft; dat Signor Evaristo en baron del Cédro allebei een oogje hebben op juffrouw Candida, het knappe nichtje van Signora Geertrude ze weten alles of bijna alles. En als juffrouw Candida ’s waaiertje dan breekt en Signor Evarito een andere voor haar koopt in de winkel van Susanna en als hij die dan ongemerkt aan Giannina wil geven, om hem uit zijn naam aan juffrouw Candida te overhandigen – dan zijn er drie paar nieuwsgierige ogen die het gezien hebben en er verkeerde gevolgtrekkingen uit distilleren. Ze denken dat de brave Evaristo het boerenmeisje verleiden wil. Juffrouw Candida komt het ook te weten en wil zich uit wraak verloven met de baron. Maar als hij zijn opwachting komt maken, valt ze van pure ellende flauw.
En het waaiertje gaat van hand tot hand en er zijn jaloerse scènes en vechtpartijen… en tenslotte komt alles natuurlijk toch goed terecht.

Eerste voorstelling in Parijs op 17 mei 1763 door de acteurs van de Comédie Italienne.
Voorstelling door de Haagse Comedie in deze vertaling op 7 september 1977

EERSTE BEDRIJF

Scène 1

EVARISTO : (tot baron) Hoe smaakt de koffie vanmorgen, baron?

BARON : Niet slecht, moet ik zeggen.

EVARISTO : Ik vind hem voortreffelijk. Mijn complimenten, Citroentje, jij hebt jezelf vandaag overtroffen.

LIMONCINO : Dank u. Ik zou u alleen één ding vriendelijk willen verzoeken: Noemt u mij niet Citroentje. Zo heet ik niet.

EVARISTO : Toe, alsjeblieft! Iedereen noemt je toch zo! Je bent hier beroemd om die naam! Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen: Kom, laten we in de Case Nuove een kopje koffie gaan drinken bij Citroentje. En nu ben je opeens beledigd?

LIMONCINO : Signore, zo heet ik niet.

BARON : Goed, dan noemen we je in het vervolg wel sinaasappeltje of mandarijntje. (drinkt)

LIMONCINO : Ik kan daar niet om lachen! (af)

BARON : Doe niet zo zuur, Citroentje! (roept hem na) Hoe heet ie eigenlijk?

EVARISTO : (haalt schouders op) Citroentje. (Candida lacht hard.) Wat zegt u ervan, signorina Candida?

CANDIDA : (Wuift zich koelte toe met haar waaier, die ze daarna op de balustrade legt.) Tja, wat moet ik ervan zeggen? Ik vind het allemaal hoogst amusant.

GELTRUDA : Vooruit signori, laat die arme jongen met rust. Hij zet uitstekende koffie en ik protegeer hem.

BARON : Oh, als signora Geltruda hem protegeert, dan dienen wij hem met het grootst mogelijke respect te behandelen. (zacht tegen Evaristo)
De barmhartige weduwe!

EVARISTO : (zacht tot baron) Geen kwaad woord over signora Geltruda. Een hoogstaande vrouw… beschaafd, verstandig…

BARON : (zacht) Best mogelijk, best mogelijk, maar ze heeft mij te veel pretenties. Net als de Graaf di Rocca Marina. Moet je dat daar zien zitten!

EVARISTO : (zacht) Ja, dat is inderdaad een belachelijke figuur. Maar u wilt hém toch niet met signora Geltruda vergelijken?

BARON : Waarom niet? Ik vind ze allebei even belachelijk.

EVARISTO : Wat vindt u dan zo belachelijk aan signora Geltruda?

BARON : Te hoog in de bol.- Teveel kouwe drukte!

EVARISTO : (zacht) Het spijt me, baron, maar dan kent u haar niet.

BARON : Haar nichtje, signorina Candida, kan mij meer bekoren.
(Baron en Evaristo drinken hun koffie uit, staan op en geven hun kopjes aan Limoncino. Beiden willen betalen. De baron is Evaristo voor. Evaristo bedankt hem zacht. Limoncino gaat met kopjes en geld het café binnen. Dan stampt Timoteo harder.)

EVARISTO : Dat ben ik met u eens… Dat nichtje is heel bijzonder…
(voor zichzelf) Zou hij ook verliefd op haar zijn?

GRAAF : (ernstig) Ehi! Signore Timoteo!

TIMOTEO : Wat is er van uw dienst?

GRAAF : Dat gestamp van u begint mij danig te vervelen.

TIMOTEO : (stampt verder) Neemt u mij niet kwalijk…

GRAAF : Ik kan niet lezen met dat gedreun aan mijn hoofd.

TIMOTEO : (gaat door, zeeft en stampt weer) Neemt u mij niet kwalijk. Ik ben zo klaar.

CRESPINO : (aan het werk, lachend) Ehi, Coronato!

CORONATO : Wat is er, Crespino?

CRESPINO : (timmert hard op en leest) Meneer de Graaf kan niet hebben, dat er geklopt wordt.

GRAAF : Wat een impertinentie! Is het nou uit! Mijn hoofd barst uit elkaar.

CRESPINO : Het spijt me, doorluchte signore! Hoe ouder de schoenen, hoe harder je moet kloppen. Ik heb in jàren niet zulke ouwe schoenen onder handen gehad.

GRAAF : Gooi ze dan weg.

CRESPINO : Maar ze zijn van u, kijkt u maar.

GRAAF : Wil jij je brutale mond wel eens houden, onbeschaamde vlegel!

CRESPINO : (timmert lachend verder, Timoteo stampt ook verder.) Coronato!

GRAAF : (schuift op zijn stoel heen en weer) Ik houd het hier niet meer uit!

SCAVEZZO : (roept lachend) Moracchio.

MORACCHIO : Wat moet je, Scavezzo?

SCAVEZZO : (wijst lachend op Graaf) De Graaf!

MORACCHIO : Ssst. Het is per slot van rekening een edelman.

SCAVEZZO : Maak daar maar bedelman van.

GIANNINA : (roept hem) Moracchio!

MORACCHIO : Wat moet je?

GIANNINA : Wat zei Scavezzo?

MORACCHIO : Niks, helemaal niks. Bemoei je d’r niet mee. Aan je werk!

GIANNINA : Wat heb ik toch een schat van een broer. Zo behandelt ie me nou altijd. (voor zichzelf) Oh, was ik maar vast getrouwd! (Draait boos haar stoel om en spint verwoed verder.)

http://www.toneelfonds.be/detailfiche/91381

© Toneelfonds J. Janssens